Bezoek aan de Kathûspleats
Samenvatting
It Fryske Gea is eigenaar geworden van de Kathûspleats aan de Sodemerdyk 10 nabij Nes onder Akkrum. Het Gea heeft een programma opgesteld om te onderzoeken welke bestemming de boerderij met zijn landerijen moet krijgen. Hiervoor heeft men inloopdagen georganiseerd om ideeën op te doen die mede worden beoordeeld door experts van Arcadia om in 2025 te kunnen bepalen wat haalbaar is.
De boerderij kent een lange geschiedenis. Ane Peenstra, de laatste bewoner en eigenaar van deze boerderij overleed op 2 juni 2020. Hij heeft in zijn testament bepaald dat vrijwel zijn gehele vermogen wordt nagelaten aan Leppehiem te Akkrum. De vervallen boerderij is nog goeddeels authentiek en bezit daardoor een eigen karakter en cultuurhistorische waarden. Dat is de reden om het geheel te verkopen aan It Fryske Gea. Wij als Boerderijenstichting hebben al meermalen de boerderij bezocht en deels de bevindingen hier weergegeven.
Historie
Het boerderijperceel kent een lange geschiedenis. Op het kaartje uit HisGis is de locatie aangegeven waar al eeuwenlang een boerderij met de naam Kathûs staat, oorspronkelijk in het bezit van het dichtbij gelegen toenmalige, en voor Nes erg belangrijke, klooster van de Duitse Ridderorde, thans de begraafplaats van Nes bij Akkrum. Bij de onteigening in de 16de eeuw kwamen alle bezittingen van de kloosters in eigendom van de Staten van Friesland die op hun beurt veel boerderijen weer verkochten aan de adel. Zo is ook deze boerderij in het bezit gekomen van de grietmanfamilie Sminia, later Andringa en Lycklama à Nijholt.
In 1832 kwam het Kathûs in handen van Ruurd Willems Balsma, waarna het bezit in 1851 overging naar de familie van Klaas Fokkes de Jong, die ook eigenaar was van de westelijk aan de Zijlroede gelegen boerderij Mariahoeve. In 1863 is de bestaande boerderij vervangen door het nieuwe kop-romp type. De schuur kreeg een afmeting van 20 x 24,4 meter met een woonhuis ervoor van 5,5 x 8 meter.
In 1899 wordt alles gekocht door Juliana Agatha Jacoba, barones Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, echtgenote van jonkheer Tinco Martinus Lycklama A Nijeholt de ontdekkingsreiziger/verzamelaar die zich vestigde in Cannes. Het stel liet de boerderij in 1904 bouwen in de huidige stelpboerderijvorm. In 1905 werd ze aangepast en uitgebreid met een nieuw woongedeelte, ditmaal zonder een melkkelder, want de melk werd inmiddels in een fabriek verwerkt.
In 1918 is de familie Jaarsma eigenaar geworden die het goed op haar beurt in 1937 via een veiling verkocht aan de familie Peenstra. De ‘greidepleats’ wordt omschreven als een bedrijf met een zeer vruchtbare aaneengesloten kavel, totaal groot 27 ha en bracht toen 63.173 gulden op.
De landerijen
De structuur van de landerijen in deze omgeving is gevormd onder invloed van de Middelzee. De rivier de Boarn bracht vanuit het oosten als getijenrivier een dun laagje klei op het veenlandschap. De toen ontstaande afwateringsgeulen zijn als slotenpatroon nog zichtbaar in het landschap.
De 42 hectare grond van deze boerderij is nooit vlak gestreken en heeft nog de oorspronkelijke greppelstructuur, heel bijzonder. De polder Soarremoarra, wat zuidelijk moeras betekent, vind je de ontwateringssloten nog terug. Het in cultuur brengen van het land als landbouwgrond is vooral door het klooster van Nes opgepakt. It Kathûs was dan ook een kloosterboerderij met meer dan 900 jaar geschiedenis. Het af te voeren water moest naar de boezem, veelal op een natuurlijke manier, maar ook wel met molens. De ontstane greppelstructuur was en is een ideale biotoop voor de weidevogels. Dit alles is nog volop aanwezig in dit prachtige landschap.
Omschrijving van de boerderij
In de boedelomschrijving van 1937 lezen we dat er ruimte in het ‘grut bûthús’ is voor 38 koeien in een dubbele rij. Dit is een grote boerderij voor die tijd. Om de koeien te drenken was er een goot op de stallen waar met een pomp water in kon worden gebracht. De stal had een verlichting met gasbranders. Ane Peenstra vertelde in 2010 dat in 1939 de buitenmuren zijn vervangen. We zien rondom een steens kruisverband, bijna overal staat het er nog strak bij. Ook de klippen van de binten vertonen geen verzakkingen. Opmerkelijk zijn de verschillende afstanden van de gebinten, in de middelste ‘golle’ zien we een afstand van circa tien meter terwijl aan weerszijden de afstand maar ruim zes meter is. Wijst dit nog op een vroegere hooischuur? Ook opvallend is het overstek van de draagbalken in het woongedeelte met circa 4 meter, met zware halve spanten ondersteund in de voorgevel.
Op de zolder van het woongedeelte is voor het gebint nieuw hout gebruikt. Op de foto hieronder staat de spekkast bij de schoorsteen die richting de naald gaat en de grijze balk als overstek van het draaghout over het gebint liggen.
In de schuur zien we een heel ander beeld bij de gebinten, hier zijn enkele stijlen in ronde vorm blijven staan tijdens een uitbreiding van de boerderij. Achter de stallen in de schuur voor het jongvee is een ‘groppe’ (mestgoot) aangebracht vanaf het woongedeelte over de gehele lengte, tot voor de mendeuren. Op de rechter foto zien we de dubbele regel stallen in het ‘grut bûthús’ een ‘gruppe’ van gemetselde geeltjes. De stalhouten (houten balk waar de koeien met hun achterpoten op stonden) zijn vervangen door beton.
Openingsbeeld: Sfeerbeeld van het Kathûs vanuit het noorden. (WikiCommons)
Ate Feenstra, namens de Boerderijenstichting Fryslân. (eigen foto’s en van de site Fryske Gea)